Verkondig onze mooie taal
Geregeld krijg ik op straat de vraag: “Can I ask you something?” Waarop ik in mijn beste Engels zeg: “Sure, you can“, onmiddellijk eraan toevoegend, “maar waarom zou u me toch eerst in het Engels aanspreken?”
Geloof me, met de reactie van mijn intussen rood aangelopen witte vragensteller kan mijn dag niet meer stuk. De binnenpret is intens!
Zo ook op zondag 24 juli jl. ergens in het centrum van Tilburg.
Terwijl ik met een vluchteling IN HET NEDERLANDS aan het praten was, vroeg een witte omstander (die in het Engels in gesprek was met een mij onbekende vrouw) me: “Do you speak English?” Eigenlijk wou ik antwoorden met “daar gaan we weer” maar koos, om de lieve vrede toch maar voor: “Yes, I do.”
“Where are you from?”
“From Nederland“.
“I mean, where are you from originally?”
“From Nederland. Well, from Suriname.”
Geen overbodige ‘correctie’ want uit ervaring weet ik dat ik anders mijn gesprekspartner in verwarring zou achterlaten. Eerlijk is eerlijk, soms is dat ook wel mijn intentie, dan blijft die correctie dus uit!
“Where are you from mam?”
“I’m from Ireland”, kreeg ik als antwoord. “But my father is Dutch”.
“Aha, u bent dus half-Nederlands”, was mijn conclusie.
“Ik spreek maar een klein beetje Nederlands”, vervolgde ze in alle bescheidenheid.
“Mevrouw, u spreekt uitstekend Nederlands.”
Toen wendde ik me weer tot de aanstichter van deze wonderlijke interacties.
“Ziet u wel, altijd iemand EERST in het Nederlands aanspreken. Die zou het Nederlands stiekempjes machtig kunnen zijn. Dit is tenslotte Nederland, niet?
Maar betrokkene was volhardend.
“Omdat ik altijd aan iemand kan zien of die geen Nederlands spreekt, communiceer ik liever in het Engels. Grote kans dat mijn gesprekspartner wel Engels spreekt. Het Engels is voor mij dan de contacttaal, zeker als duidelijk is dat die persoon maar voor kort in Nederland is, bijvoorbeeld een toerist die ik tegen het lijf loop. Dan wil ik die persoon niet lastig vallen met het Nederlands.”
“Ik snap u helemaal maar weet u, ik vind dat we in ALLE gevallen een gesprek met een ‘vreemdeling’ in het Nederlands moeten beginnen. Mocht het echt niet lukken dan doorschakelen naar een andere taal. Zo laat je zien dat het Nederlands hier de voorkeurstaal is. (zoals het Frans in Frankrijk). En je helpt betrokkene een klein beetje Nederlands oefenen. Of blijkt hij/zij een geoefende spreker van het Nederlands te zijn en kunnen jullie je geluk niet op. Het was maar een idee”, besloot ik.
Had ik betrokkene overgehaald? Zeer waarschijnlijk niet, gezien de vertwijfeling in diens gezicht.
Zelf houd ik vast aan deze benadering in de overtuiging dat ik zo (op mijn manier) bijdraag aan het besef dat het Nederlands niet kleurgebonden is/zou moeten zijn. Of breder dat het Nederlands niet aan allerlei uiterlijke kenmerken gebonden is/zou moeten zijn.
En in het verlengde hiervan dat het Nederlanderschap evenmin door uiterlijke kenmerken (wordt) zou moeten worden begrensd.
Daarom: laten we met z’n allen het Nederlands verkondigen, altijd en overal, hier in Nederland!