Tyeba
De mooiste tijd van mijn leven beleefde ik als peuter en kleuter in Fiymah-Kohndeh, in het toenmalige district-Suriname. Te midden van families van moeders- en vaderskant: ouders, opa (vader van mijn moeder), zus, ooms, tantes, neven, nichten. Pendelend tussen Bahlinsulah (mijn geboortedorp), Piytsiyan (Sakiykiy), Wahkiybahsu en Lahmeiy. (nu Ahmahkah-Kohndeh)
Verstoken van welke materiele luxe dan ook maar gezegend met al die menselijke warmte en een onmetelijke rijkdom aan pure natuur. Het water in allerlei vormen (rivier, kreek) vol met onuitputtelijk voedzaam watervoedsel en mogelijkheden om je te vermaken. Het uitgestrekte bos bood voedsel, bouwgrondstof, beschutting, zuurstof en nog meer hemelse zegeningen.
De tijd van mijn vroegste bestaan dus toen ik me met recht de koning te rijk voelde.
Toen ik nooit uit de mond van al die dierbaren hoorde over “Marron”, “excuses”, “herstelbetalingen”, laat staan “reparations”. Maar wel deze onvergetelijke van mijn vader, Tahtahwo (Songolobiy, Songo, afgekort): “Un de miy unu ‘mah ta miy dah unu tahtah.” Jullie, van wie jullie moeder zegt dat ik jullie vader ben. Hoe filosofisch wil je het hebben?
Toen kwam de vervloekte stuwdam, vlak boven Bahlingsulah, de begraafplaats van mijn biyngo tahtaiy. (navelstreng) Ruim vijfduizend mensen moesten verhuizen, families raakten verdeeld en verspreid.
Zo trok een oom naar Godo Olo in het Marowijne-district, de enige nog levende oom van mijn moeder verkoos een plek boven het stuwmeer terwijl mijn vader, ongetwijfeld de sterkste man van Fiymah-Kohndeh zijn geluk in Lahngah Uku, Cottica, ging beproeven. In mijn kinderogen leek het wel een eeuwigheid voordat ik hem terug zou zien.
Mijn zus en ik bleven bij onze tantes van vaderskant in Bahlinsulah achter.
In Lahngah Uku had een oom van mijn vader, Siybindiy zich er al jaren terug gevestigd. Siybindiy heeft zich daar intussen opgewerkt tot een heuse familienaam! Deze Samahkah-clan uit Dahngogo, heeft zijn stempel niet alleen in Lahngah Uku gedrukt maar ook de wijde omgeving. Laat de naam Siybindiy of Songolobiy vallen in kringen uit dat gebied en iedereen die minimaal even oud is als ik ben, zal van die namen hebben gehoord!
Met dit alles verdween ook het onbezorgde leven in het paradijs van kleine Ahsupu (peh neh; roepnaam), Amayota (gan neh; voornaam).
Deze tragische periode zou ook de kiem leggen voor het grote verraad van mijn generatie en opeenvolgende generaties.
Wij en zij, die om allerlei legitieme redenen naar Parbo (Paramaribo), het nieuwe paradijs, trokken of zelfs de zee overstaken, alles blijkbaar beter dan het verweesde geboortegebied. Sommigen voor vervolgonderwijs, anderen werk, vertier en zo meer.
Velen kochten er gronden aan om te onderstrepen dat hun verblijf permanent was.
Met de definitieve keuze voor ‘Foto’ (de Stad) keerden we feitelijk met z’n allen ons moederland, Fiymah-Kohndeh de rug toe.
En in tegenstelling tot de vroegere generaties hadden wij geen fysieke bindingen meer met het Binnenland. We bleven daar weg en gingen vanuit onze nieuwverworven zekerheden, lippendienst bewijzen aan die gebieden en achtergebleven oud-streekgenoten.
Toch zijn er nog genoeg mensen met een Fihmah-achtergrond die stellig beweren dat je niet in het gebied hoeft te wonen om erbij betrokken te zijn. Dat kan want je hebt erbij betrokken en erbij betrokken zijn! Je kan zielsveel van een vrouw of man houden zonder fysieke nabijheid.
Hou je dit lang genoeg vol dan moet je niet verrast zijn als iemand anders ervandoor gaat met je liefje-op-afstand.
Dat is ook precies wat er aan de hand is!
Terwijl de oorspronkelijken de gebieden mijden als de pest, ontdekken buitenstaanders de grenzeloze rijkdommen daarvan. Wat de een ziet als kitsch waardeert de ander als schatwaardig.
Er is werkelijk niets nieuws onder ze zon!