Dooie mus als erfenis

 Surinamers (mensen met de Surinaamse nationaliteit!) lijden aan wat ik zou willen noemen het ‘monetaire overwaarderingssyndroom’. Daarmee bedoel ik het toekennen van te veel waarde aan de positieve gevolgen van het monetaire beleid van een land.

Geconfronteerd met de belabberde staat van de Surinaamse economie anno nu, kijken Surinamers maar al te graag nostalgisch terug naar het monetaire beleid van de regering-Venetiaan.
Helaas blijkt nostalgie zelden of nooit een helende gemoedstoestand te zijn. Badend in nostalgie heb je geen realistische kijk op de omstandigheden die je juist ten goede wilt keren.

Op macroniveau bofte Vene inderdaad met de gezonde monetaire koers van bankdirecteur Telting en kreeg er bovendien ten onrechte alle krediet voor.

Vervolgens liet ook hij na deze meewind te benutten voor structurele hervorming van de economie en bredere sectoren van de samenleving.
Het onderwijs als noodzakelijke voorwaarde voor en aanjager van (economische) ontwikkeling bleef ondermaats. Er kwam geen visie op verduurzaming van de economie. Wat te doen met een bedrijvigheid die gebaseerd was (is) op exploratie en exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen bijvoorbeeld? Moest de energie van Suriname steeds komen van fossiele brandstoffen terwijl alle mondiale tendensen wezen op uitfasering daarvan?
Waarom moest een zonovergoten land als Suriname met nota bene een kleine bevolking het daarvan hebben? Hoe zat het met de voedselvoorziening en volkshuisvesting?
Wat was de toekomst van het tropische regenwoud?
Hoe nuttig en noodzakelijk was een nationaal leger?
Waar moest het heen met de democratie EN rechtsstaat?
Welke landen, regio’s en samenwerkingsverbanden golden er als referenties?

Nee, de nalatenschap van Vene is niet veel meer dan die van een kwakzalvende Surinaamse bonuman!