In december 2011 werd dit ingezonden artikel van mij in het Brabants Dagblad geplaatst. Ik schreef het stuk tegen de achtergrond van de misbruikschandalen die toen de katholieke kerk plaagden. Maar het was vooral bedoeld als eerbetoon aan diezelfde kerk om haar vele goede werken, en dan vooral De Fraters van Tilburg! Een logische keuze gezien de beslissende invloed die zij hebben gehad op mijn vorming.
En nu, zoveel jaren later, in de vastentijd voor Pasen, blaas ik het stuk (enigszins bewerkt) nieuw leven in. Heel toepasselijk want vandaag, zondag 8 maart ging een van de Schriftlezingen uitgerekend over “gezonden worden”, precies zoals de fraters meer dan honderd jaar geleden gezonden werden, naar Suriname onder meer, mijn geboorteland.
Net het Brabants Dagblad van 8 december jl. uit de krantenbak gevist. Al koppensnellend viel mijn oog op het artikel van Paul Spapens over de “Fraters van Tilburg”. Wat heeft Spapens toch met de Kerk van Rome terwijl de man al een eeuwigheid de dood als het definitieve einde van de mens ziet? In ieder geval heb ik zijn pennenvrucht met veel instemming gelezen.
Kennelijk is het mogelijk om als niet-gelovige buitenstaander bewondering en waardering te hebben voor het werk van individuen en groepen binnen de Kerk, zelfs als men geen boodschap heeft aan de boodschap van de Kerk. Een houding die navolging verdient. Te vaak wordt de Kerk van Rome weggezet als wereldvreemd. Ik zeg: de Kerk leeft!
De Kerk van Rome slaagt er ook na meer dan tweeduizend jaar wonderwel in om een passend antwoord te vinden op de vragen van de heersende tijdgeest. De enige constante daarbij is de bron van waaruit gedacht, geleefd en gehandeld wordt: de Bijbel. De boodschap is tijdloos, de verpakking veranderlijk.
Daarom is het zo kortzichtig en hooghartig om triomfantelijk te suggereren dat de geloofwaardigheid van de Katholieke Kerk onherstelbaar beschadigd zou zijn. Zie de gretigheid waarmee hoofdredacteuren in de eigen krant uitpakken, actualiteitenrubrieken strijden om een primeur en emotiepraatprogramma’s op radio en tv aan de man worden gebracht.
Alleen door de tijdloze boodschap van de Bijbel kan ik begrijpen waarom jonge mensen gedurende tientallen jaren hun boeltje pakten en de oceaan overstaken. De jonge mannen, in de bloei van hun leven, nestelden zich in Suriname en lieten zien wat ‘ontwikkelingshulp’ vermag.
Denk even mee. We leven begin twintigste eeuw. De slavernij is nog geen veertig jaar afgeschaft. Primaire voorzieningen als leidingwater, elektriciteit, sanitair, wegen en transportmiddelen zijn niet voor handen. Veel mensen kunnen lezen noch schrijven, schrijnende armoede, besmettelijke ziekten, de verzengende hitte, tropische regenbuien. Noem een ongemak en de jonge idealisten hadden ermee te maken.
Als toegewijde dienaren van God gingen de nieuwkomers geen waterputten graven. Ze deelden geen klamboes uit. Campagnes om de malariamuskiet uit te roeien werden niet gelanceerd. Nee. Zij zaaiden het zaad van de liefde. Door scholen te bouwen. De eigen ervaring had immers geleerd dat goed onderwijs de beste investering is in mens en samenleving.
Door onderwijzers op te leiden. Meneren of mevrouwen voor de klas met een eigen verhaal, die van hun leerlingen en het onderwijs houden, passie hebben voor hun vak, hun leerlingen niet leren maar laten leren en alleen straffen uit liefde. “Een onderwijzer is een leraar aan wie een oud-leerling ook na veertig jaar, nog dat ene verhaal of die ene opmerking kan verbinden.”
Neem nou frater Xaverio (wijlen, AW) met z’n donderstem: “ja of ja.” Als hoofd van de school, gaf hij een keer per week taal en rekenen aan alle klassen. Klassenonderwijzer en leerlingen hingen aan zijn lippen. De man kon werkelijk alle vakken geven, zonder boek!
En wat te denken van frater Orantes (wijlen, AW) alias Lambiek (alleen onder de pupillen!), de vaste nachtwachtmeester op het internaat die geregeld vanuit zijn kamer brulde: “Bernard, kom eens op mijn kamer”. Van hem leerde ik onder andere dat het niet juist is om te zeggen: “rond kwart over tien” want ‘rond’ gaat alleen samen met hele uren.
Als onderwijzen de kunst van de overdracht is dan waren de fraters ware overdrachtskunstenaars. Want hun directe opvolgers konden moeiteloos de fakkel overnemen. Ter illustratie. Niet “Ik heb een kies getrokken” maar: “Ik heb een kies laten trekken.”  “Een spijker heeft me gestoken”: incorrect. Moest zijn: “Ik heb op een spijker getrapt.” Slechts een kleine greep uit wat zij namens hun leermeesters mochten doorgeven.
De alleskunners bouwden tevens internaten in Paramaribo om kinderen uit de districten op te vangen. Opvoeding ging er hand in hand met vorming. Verantwoordelijkheid leren dragen, samenwerken, respect hebben voor elkaar, aanpakken, bidden en de kerk bezoeken. En ja: spelen. Binnen kon gesjoelbakt en gebiljart worden, buiten gevoetbald of gebasketbald. Dan was er nog de vrijdagavondse samenzang. Toegegeven: het regiem was streng maar wel rechtvaardig.
Ziekenhuizen werden uit de grond gestamd en verpleegkundigen opgeleid. Deze ziekenhuizen, verpleegkundigen en opvolgers behoren nog altijd tot de beste in Suriname.
Sport- en padvindersclubs, een drukkerij en timmerbedrijf, ze kwamen allemaal uit hun schier bodemloze koker.
Kortom: de fraters hebben getoond dat ‘ontwikkelingshulp’ zeker loont. Voorwaarde is wel dat er uit onbaatzuchtigheid geïnvesteerd wordt in mens en samenleving. Voor mij zijn de fraters helden. Met broederliefde hebben ze de emancipatie van hele volksstammen in Suriname mogelijk gemaakt.
Precies zoals zij eerder hadden bijgedragen aan de verheffing van het katholieke smaldeel van dit land.
Door de misbruikschandalen, ligt katholiek Nederland, de fraters incluis, nu op de pijnbank. En terecht.
De vele goede werken van de Kerk mogen echter niet vergeten worden.
Daarom: hulde aan De fraters van Tilburg!