JE BENT JE TAAL

Als kleren de man maken dan maakt het kapsel de vrouw. En herken je de boom aan de vruchten dan herken je de persoon aan zijn taalgebruik. Dit geldt ook voor een hele taalgemeenschap. De taal verkeert in een permanente staat van symbiose met andere cultuurdragers. Ben je bijvoorbeeld iemand die somberen als kunst bedrijft, dan is een aaneengesloten zonnige periode van twee maanden, lang niet lang genoeg om van die hemelse warmte- en lichtbron te genieten. Want daarna gaat het vast weer regenen. Dus waarom zou je nu genieten terwijl je weet dat de regen straks je pret gaat bederven? Je zou ook kunnen zeggen dat voor zo’n beroepssomberaar het glas altijd halfleeg is. Reken maar dat somberheid de taal van deze persoon zal kleuren.

Ben je daarentegen iemand die de zaken altijd van de zonnige kant bekijkt dan zal een verregende maand het gemoed niet verstoren. Want je weet dat de zon steeds was blijven schijnen, alleen verdwenen achter de wolken. Je weet dat die wolken spoedig ruim baan gaan maken voor de zon. Voor jou is het glas dan altijd halfvol. Ongetwijfeld zal opgewektheid je taalgebruik typeren.

Dit patroon zien we zoals gezegd ook terug in het soort taalgebruik van een taalgemeenschap.
Laten we nu eens kijken naar de verwevenheid tussen het Surinaams-Nederlands en elementen van wat we zouden kunnen noemen de Surinaamse volksaard.
De volgende voorbeelden laten duidelijk zien dat taal en volksaard een twee-eenheid zijn.
Surinaams-Nederlands: “Ik ga operatie doen”. ”Ik heb operatie gedaan.”
Maar: “Een spijker heeft me gestoken.”

Dit zijn geen toevallige formuleringen. Hier ligt een Surinamebreed gedeelde grondhouding. Surinamers lijken zich statushebbende uitingen (uitingen met een positieve gevoelswaarde) toe te eigenen. In “Ik ga operatie doen”, werpt de spreker zich op als de medisch specialist van dienst. De persoon is onderwerp én handelende instantie.
Anderzijds neemt hij in “Een spijker heeft me gestoken”afstand van een statusloze uiting. (een uiting met een negatieve gevoelswaarde) Hier is de persoon en onderwerp niet de handelende instantie, hij ondergaat eerder de handeling. De spreker die in werkelijkheid zelf op de spijker trapt en dus de handelende instantie is, waant zich het lijdend voorwerp en kruipt zo gezegd in de slachtofferrol. Vergelijkbaar met: De bal heeft de jongen getrapt! Het slachtofferschap gaat zelfs zover dat de ‘dood’ in uitdrukkingen als ‘dader’ wordt aangewezen: “Dehdeh ki yen“, vrij vertaald: De dood heeft hem doodgemaakt!

In het Sarnami-Hindustani, kortweg Sarnami, traditioneel de moedertaal van de Hindostaanse Surinamers, doet zich hetzelfde verschijnsel voor. Dat wil zeggen daar waar het gaat om statusloze uitingen. Ook dan is de persoon en het onderwerp de lijdende instantie.
Statushebbende uitingen volgen echter de lijn van het Standaardnederlands: Ik word geopereerd/Ik ben geopereerd.

Om dit soort, met het Standaardnederlands strijdige uitingen te bestrijden, introduceerde het RKBO (Rooms-Katholiek Bijzonder Onderwijs) Het Lidwoordenboek (vanwege de blauwe kaft ook wel Het Blauwe Boekje genoemd) op zijn lagere scholen; als ik me goed herinner eind jaren zestig of begin jaren zeventig. Het Lidwoordenboek onderwees de leerlingen in een correct gebruik van het ABN. (nu Standaardnederlands)
Enkele voorbeelden:
-fout: Ik heb een kies getrokken/Ik heb operatie gedaan/Een spijker heeft me gestoken/Ik ga gaan.
-goed: Ik heb een kies laten trekken/Ik heb me laten opereren, Ik ben geopereerd/ Ik heb op een spijker getrapt/Ik zal gaan.
Deze voorbeelden geven trouwens aan dat het Lidwoordenboek veel uitgebreider was dan de titel zou suggereren.
Recenter zijn de volgende uitingen die ik in Surinaamse appgroepen ben tegengekomen: “Een slang heeft hem gegeten” in plaats van Een slang heeft hem gebeten. En: “Dus dat!” voor Zo is het!

Het Surinaams-Nederlands is overigens de enige plaatselijke taal die het predicaat ‘nationale taal’ verdient! Op de eerste plaats omdat geen enkele etnische groep hem exclusief zou kunnen claimen en op de tweede plaats omdat deze taal een mengelmoes is van de talen die de drie grootste etnische groepen spreken: de creooltalen van de Afro-Surinamers, het Sarnami-Hindustani van de Hindostaanse en het Javaans van de Javaanse Surinamers. Een creooltaal ontstond in de loop der jaren doordat mensen die verschillende talen spraken toch met elkaar moesten communiceren.
Afro-Surinamers zijn afstammelingen van tot slaaf gemaakte West-Afrikanen die tussen de 17e en 19e eeuw gedwongen moesten werken op de suiker- en koffieplantages in Suriname.
De Hindostaanse en Javaanse Surinamers zijn afstammelingen van respectievelijk Indiase en Indonesische ‘contractarbeiders’ die na de afschaffing van de slavernij in 1863 het werk op de plantages overnamen.

Het Surinaams-Nederlands heeft jammer genoeg niet dezelfde status als het Standaardnederlands. Het kent bijvoorbeeld geen bij wet geregelde spelling: er bestaat niet zo iets als ‘Standaardsurinaams-Nederlands’. Suriname heeft nog altijd maar een officiële taal: het Standaardnederlands. Daarom worden alleen de grammatica en spelling van deze dominante taalvariant in het Surinaams onderwijs onderwezen en gelden er als de enige juiste. Dat gebruikers, onder anderen schrijvers van het Surinaams-Nederlands zich een afwijkende grammatica en spelling permitteren, verandert niets aan de vermeende lage status van deze taal. Integendeel! Het bevestigt alleen maar de lage dunk die sommige kringen hadden (hebben) van de plaatselijke talen!
Het Sranan Tongo, (de Surinaamse taal, letterlijk) de moedertaal van de stedelijke Afro-Surinamers en nationale contacttaal werd niet voor niets ook wel Taki Taki genoemd: zeg maar wat, een taalzooitje! Niet bepaald vleiend dus! Vanwege de sterke invloed die het Engels had/heeft op het Sranan Tongo kreeg het ook de naam Negerengels mee. (sorry voor het N-woord!)

Voor mij bewijst de verwevenheid van taal en volksaard het belang van een in te voeren ‘Standaardsurinaams-Nederlands’. De taal kan zich dan- binnen erkende grammatica- en spellingskaders- vrijelijk ontwikkelen naargelang de lokale volksaard in plaats van zich steeds te voegen naar die van het verre Nederland. Dan kunnen de Surinamers in Suriname werkelijk ‘trots’ zijn op hún taal.
De Amerikanen en Zuid-Afrikanen zijn dat tenslotte ook op hún Engels en hún Afrikaans!